Stormvloeden braken rond 1600 regelmatig door de Oosterendse dijken en bedreigden de kust van Friesland. Dijkgraaf C. van Neck pleitte in 1629 voor een dijk om ‘den grooten overval van het waater te beletten’. De Stuifdijk die tussen Eierland en Texel kwam betekende de genadeslag voor De Koog als vissersdorp, maar was ook de eerste aanzet tot de bloei van Texels noorden.

Bij goed weer kon je al met paard en wagen over het Kogerstrand naar Eierland rijden dus een beginnetje van een dijk was er. Er moest één stuk van 5 kilometer komen en vijf kortere van 1,5 km. Men gebruikte rietschermen waartegen het stuivende zand zich ophoopte en plantte daar stro en helm op. Het was allemaal handwerk. Het ‘molbord’ was het voornaamste werktuig, een door paarden getrokken sleepschop om het losse zand (mol/mul) te egaliseren.

Na aanleg van de Zanddijk kwamen er al snel plannen voor inpoldering, maar daar wilden de bestuurders nog niet aan. Het wachten was op Nicolas Joseph de Cock. In 1835.

Share This