Het inzetten van een reddingboot werd geopperd nadat in Engeland tientallen schipbreukelingen verdronken. Ook op Texel wilde men een zogenoemde levensboot. De eerste vermelding is rond 1800 als de Zweedse brik Gustaf Adolph op de Eierlandsche Gronden loopt. Behalve de bemanning moet ook redder Cornelis Jansz Kuijper in december 1804 wel 40 dagen in quarantaine.

Er werd een levensboot gebouwd en neergezet even boven De Koog in de Maaikeduinen. In 1810 werd dit schip zelfs door de koning, de Franse Lodewijk Napoleon, bewonderd maar bij nader inzien werd het niet gebruikt omdat het gevaarte 2.500 kilo woog en er 18 paarden nodig waren om het in het water te brengen. Het schip zou vol water lopen want het was niet ’zelflozend’ gemaakt.

Redders waren vissers of in het noorden van Texel postschipper Jacob Buijs en zijn broer Tijs. Schepen als ‘The Elisabeth’ met 137 overlevenden (1805) of de ‘Eliza’ waarvan na drie dagen de bemanning gered kon worden spreken tot de verbeelding.

Bij De Krim, Paal 27/28, werd in 1846 een volledig reddingstation met een roeireddingboot ingericht. Daarna verhuisden de reddingboten en hun boothuizen nog een paar maal. In 1846 kregen de redders tien gulden na het redden van een kofschip uit Groningen waarbij helaas ook twee doden waren te betreuren.

In 1863 kreeg het reddingstation een nieuwe boot bij Paal 27/28, ook genoemd De Krim. Het bouwen van de Eierlandse vuurtoren, gereed in 1864, hielp bij het redden en voorkomen van strandingen.

In 1868 trad Maarten Boon toe tot de redders en in totaal zou hij in 37 jaar actieve dienst 103 schipbreukelingen redden. Na 2000 kreeg hij in De Cocksdorp een straatnaam: de Schipper Boonstraat.

In maart 1879 stond er een boothuis vóór de vuurtoren, maar deze werd weggeslagen in december 1883. De reddingboot werd verplaatst naar zeereep Paal 28 bij De Krim en er kwam een stenen reddingboothuis in 1882.

De goed bewaard gebleven administratie toont een grote hoeveelheid strandingen en reddingen. Intussen werd flink geoefend met nieuwe ontwikkelingen en uitvindingen op het gebied van vuurpijlen, sleepzak, met oliestorting op het water.

In 1912 werd weer een nieuwe boot in gebruik genomen bij De Cocksdorp om te kunnen ingrijpen bij strandingen op de Vliehors. In hetzelfde jaar is ook een nieuw station klaar. De herbouw van het station, voorheen bij de vuurtoren, werd verplaatst naar de polder De Volharding, even ten noorden van De Cocksdorp maar is inmiddels door de zee verzwolgen.

Het vroor in februari 1919 hard en vier redders moesten te voet over het ijs naar het schip ‘De Tijd zal het leren II’. Nog een opmerkelijk verhaal betreft de ‘Liesbeth’, gestrand in oktober 1921 nabij De Cocksdorp. Helaas bij de poging te helpen raakte de Brandaris uit Terschelling een wrak, sloeg om en verging. De vier bemanningsleden kwamen om in de golven.

In 1922 was de eerste presentatie van de motorstrandreddingboot Eijerland. Bij een oefening bleek de boot echter lek en het moest ter reparatie naar Nieuwediep.
In 1932 was er een ontploffing van de reddingboot, men moest tijdelijk weer terugvallen op een roeiboot. Gevolg van de ontploffing was een brand in het reddinghuis. In 1934 werd Jan Bakker schipper op de reddingboot.
Een conflict binnen de gelederen is er de oorzaak van dat een tweedeling ontstaat door het oprichten van S.O.S. (Steunt Ons Streven). Er zijn dan twee afdelingen: De Krim en De Cocksdorp. Ten slotte wordt station De Krim opgeheven.
Het reddingbootslag, een pad voor de reddingboot, werd aangelegd in het kader van de werkverschaffing nabij Paal 30. In december 1938 vond een van de eerste reddingtochten plaats, naar een Deense motorlogger.
Tijdens de opstand der Georgiërs werd de reddingboot ingezet om een delegatie mensen uit de polder Eierland en De Cocksdorp samen met vier Georgiërs naar Engeland te brengen om daar de opstand te melden en hulp voor de Georgiërs te bepleiten.
De tocht slaagde, de boodschap kwam over en de bemanning zat tot na de oorlog in Engeland en mocht op audiëntie bij koningin Wilhelmina die in Londen verbleef. Ze werden gedecoreerd.

Pas in 1948 werd de rupstractor Zeekoe in dienst gesteld te De Cocksdorp. Na de storm in 1949 werd een nieuw boothuis voor de reddingboot gebouwd nadat het houten reddingboothuis was weggevaagd.

In 1961 bouwde men in het uiterste noorden van Texel aan de Volharding 3 in het uiterste noorden van Texel een stenen gebouw voor de reddingboot, de Joan Hodshon. De bemanning vond in 1964 het wrak van de reddingboot Brandaris I (1921). Kort daarna in kwam de ‘Ida Mary’ en de Joan Hodshon wordt reserveboot.

In mei 1986 werd de Joan Hodshon vervangen door de ‘Siegfried Egmundis’, een waddenvlet genoemd. Reddingen langs de kust vonden steeds meer plaats door snelle reddingboten in samenwerking met helikopters.

In 1992 werd station De Cocksdorp aan de zogenoemde ‘Vlielandboulevard’, officieel dus Volharding 3, door vrijwilligers verbouwd. Het was nu een fraai onderkomen en kreeg dat jaar de beschikking over een even fraai als geavanceerd schip: de ‘Beursplein 5’ dat met een snelheid van 34 knopen kan varen. De Siegfried Egmundis ging naar Schiermonnikoog.

In 2012 rukte de Beursplein 5 nog 16 keer uit voor noodgevallen. Er werden tot op heden steeds mensen uit zowel de plezier- als de beroepsvaart gered, mensen die zonder de reddingboten en de huidige communicatiemiddelen wellicht kansloos geweest zouden zijn. Hoewel niet geheel risicoloos kan de familie van de redders van nu rustiger slapen als in de tijd die ver achter ons ligt.

Share This