Vanaf de zuidwesthoek van Eierland tot aan de vuurtoren zijn niet de duinen aan het strand maar De Zanddijk de eigenlijke zeewering. De Zanddijk verbindt hoge duinen vanaf de vuurtoren tot aan De Slufter en loopt daarna als dijk tussen het polderland aan de ene kant en De Slufter en De Mui aan de andere kant. Je ziet de dijk naar het noorden en het zuiden door de duinen slingeren.
Van 1629 tot 1630 werd de verbindingsdijk tussen de Kogerduinen en het eilandje Eyerland aangelegd na een verzoek van Cornelis Barentsz van Neck, schout en dijkgraaf. Hij schreef: ‘Om te beletten den grooten overval van het Water, tot Schade en Aenperssinghe op alle Dijcken aan de Suyderzee gelegen.’ Het woord ‘afpersingen’ op de dijken duidt op de druk op de toen nog vrij lage dijken rond de Zuiderzee.
Na de aanleg van stuifdijk ging het aanstuiven door en ontstond een duinenrij zoals we die aan de Noordzee kennen. Aangezien de Koger vissers graag vanaf het Naenckeduin vertrokken, had de aanleg van de Zanddijk directe gevolgen voor hen. De verbinding van het Naenckeduin (Maaikeduin)-Meeuwenduinen (Hanenplas) werd aangenomen voor 83.430 gulden, exclusief de helmplanten.
De burgemeester van De Waal nam circa 1629 het eerste stuk aan, de aanleg van 517 meter stuifduin tussen Koogmerduinen en het Naenckeduin voor 7.391,50 gulden. In 1630 viel het onderhoud van de Zanddijk direct onder Gecommitteerde Raden. Met name dijkgraaf Ele Jansz vroeg dit college regelmatig aandacht voor de ontwikkelingen bij de dijken.
Een bijkomend voordeel van de aanleg van de Zanddijk was dat de Engelse aanvallers geen kans meer hadden op doorgang naar de Zuiderzee. Daardoor is de Zanddijk uit militair oogpunt ook belangrijk geweest.
Na aanleg van de Zanddijk begon de bouw van het Eijerlandsche Huis. De eerst bekende kastelein in Eijerland was Hendrik Dirksz en zijn ‘huijsvrouw‘ Machtelt van Voorthuijsen. Hun grafsteen staat op het Koger kerkhof, nog te vinden aan de Kamerstraat te De Koog.
De oorspronkelijke naam van de stuifdijk was de Lange Zanddijk (van Naenckeduin, nu Maaikeduin, naar het eilandje Eierland). Op de kaart van Ioannes van Keulen van rond 1630 is een bebouwing aangegeven. Dat betrof vermoedelijk het Zanddijkshuis op de grens met het eilandje Eierland, nu ter hoogte van hoeve Madura, tegen de Zanddijk aan. Het schijnt echter dat dit is gebouwd is rond 1649. Wellicht zegt dit iets over de datum van de kaart.
De aanleg van een stuifdijk wil niet zeggen dat er dan vanzelfsprekend een grote dijk is ontstaan. In februari 1631 waren er zogenoemde rietschuttingen voor de Zanddijk gewenst (nu zouden we rietschermen zeggen), zo schreef de secretaris van Texel Adriaan Gerbrandsz.
Van 1631 tot 1638 was de Schout van Texel ook strandvonder van de Eierlandse Zanddijk. Dit was destijds niet zo ‘normaal’ als dat we dat nu vinden. Het eiland Eijerland had een eigen status met een kastelein aan het hoofd.
Op 15 december 1644 kreeg de ‘Casteleyn’ van het Eijerland een berisping in verband met het onderhoud van de Zanddijk. Gewezen werd op de vele ‘Conijnsgaten’ (in het Nederlands konijnenholen, in Tessels dialect echter: ‘knienegate’). In 1652 stelde men dat de situatie voor het gebied rond Oosterend aanzienlijk was verbeterd na aanleg van de Zanddijk.
Op een Franstalige kaart van rond 1675 werd de naam van de Zanddijk vermeld als: ‘Digue de sable’ (Zaveldijk). In november 1695 was werkvolk dagelijks bezig om de Zanddijk konijnvrij te houden.
Van 1695 tot 1698 schetste Pieter Muller profielen van de Zanddijk zodat een goed beeld ontstond van de situatie ter plekke in die jaren. In 1697 was Adriaen Harmensz Wentel, ’Opsiender der dijckwerken’, belast met helmpoten bij de Zanddijk. In de winterperioden beschadigden stormen de buitenkant van de Zanddijk.
In 1699 bouwden Gecommitteerde Raden een groot boerenhuis langs de Zanddijk. In juni zette Wentel scheidingspalen bij Zanddijkshuis-Oost, een klein gehucht. Rond 1700 schreef Steuerwald te Dordrecht op een kaart: ‘Zand Dijk en de binnenzijde van de dijk is genaamd Maaijveld.’ De schrijfwijze verandert in de loop der tijd wel eens: in 1750 heet het ‘Sandt Dyck.’
De Friese Staten weten in 1752 de totale ondergang van het kustplaatsje West-Vlieland op Vlieland aan de aanleg van de Zanddijk op Texel.